Schenking van een Zweedse Malmsjö tafelpiano

tafelpiano-Malmsjö-rechtvooraanz
Gepubliceerd op: 3 september 2015

Onlangs zijn wij verblijd met een aanvulling op de Sweelinck Collectie dankzij een schenking van een tafelpiano van Zweedse makelei: een Malmsjö uit de tweede helft van de 19de eeuw. Johan Gustaf Malmsjö (1815-1891)was een belangrijke pianobouwer in Göteborg, die ook in opdracht van het Zweedse koninklijk hof werkte. In 1879 kwam Alfred Agren, met negen jaar ervaring bij Steinway & Sons in New York, als befrijfsleider in dienst; een relatie die het bedrijf heeft geholpen groot te worden. Tot Malmsjö in 1983 moest stoppen.

Malmsjö: fabrikant en pianobouwer in Göteborg

Oprichter Johan Gustaf Malmsjö werd in 1815 in Zuid-Zweden geboren. Zijn vader overleed jong, waardoor het gezin in grote armoede kwam te leven. Johan Gustaf Malmsjö werd onder de hoede genomen door dominee Broberg. Deze zag hoe getalenteerd de jongen was en wenste dat hij na zijn schooltijd ging studeren. Malmsjö ging weliswaar naar Lund, maar niet om naar de universiteit te gaan. Veel liever ging hij als gezel in de leer bij meubelmaker Sven Ötterström, waar hij zes jaar bleef. Op grond van zijn verworven vaardigheden en zijn muzikale talent, besloot hij pianobouwer te worden. Hij kreeg een aanstelling bij pianobouwer Ekström in Malmö, die sinds 1836 een pianobedrijf had. Al gauw wilde Malmsjö hogerop en kreeg een betrekking bij het in die tijd belangrijkste pianobouwbedrijf van Scandinavië: Andreas Marshall in Kopenhagen. Daar kreeg hij een gedegen opleiding en toen hij zich volleerd voelde keerde hij terug naar Zweden. In de werkplaats van Ekström mocht hij zijn eerste twee piano’s bouwen.

In december 1843 richtte Malmsjö in Gotenburg zijn eigen bedrijf op, waarvoor hij begin 1844 de officiële papieren kreeg. Vanaf 1846 komt de productie goed op gang en levert Malmsjö 23 instrumenten af. Hij moet snel een grotere ruimte zoeken en meer werknemers in dienst nemen. In 1847 vestigt hij zich aan Södra Vägen 13, waar het bedrijf tot 1930 zou blijven. Malmsjö’s vakmanschap en instrumenten werden zeer gewaardeerd. In 1853 werd hij benoemd tot geassocieerd lid van de Musikaliska Akademien, waarvan er destijds nog slechts tien benoemd mochten zijn. Malmsjö bleef intussen steeds aan verbeteringen aan zijn instrumenten werken. Hij heeft dan ook enkele patenten op zijn naam staan en op internationale tentoonstellingen heeft hij diverse prijzen gewonnen. In 1876 werd Malmsjö ridder in de Wasa-orde en vanaf 1890 mocht hij zich Hofleverancier noemen. Hij was getrouwd met de Deense Johanna Gedalia Abrahamsson en kreeg samen met haar zes dochters. Op 13 september 1891 overleed Johan Gustaf Malmsjö.

In 1893 vierde het bedrijf haar 50-jarig jubileum. Er waren toen zo’n 5.600 instrumenten gebouwd. Aan het einde van de 19de eeuw was Malmsjö de grootste en belangrijkste pianofabrikant van Zweden en de enige die vleugels bouwde. Na de dood van Malmsjö werd zijn schoonzoon Vilhelm Seydel directeur. Alfred Ågren, die negen jaar ervaring had opgedaan bij o.a. Steinway & Sons in New York en sinds 1979 in dienst was, bleek een waardevolle bedrijfsleider. Hij overleed in 1914 en werd toen opgevolgd door Knut Hultén, die sinds 1888 in dienst was. De laatste ging in 1934 met pensioen. Er was intussen veel veranderd in Zweden en in de wereld. Tijdens de Eerste Wereldoorlog ontstond in 1917 het idee bij de leidende Zweedse pianofabrikanten om te komen tot een samenwerkingsverband om zo bij de inkoop van materialen en de productie kosten te kunnen besparen. In 1917 werd de Zweedse Pianofabrikantenvereniging opgericht, waar zo’n 22 fabrikanten lid van waren. Daarnaast ontstond de AB Förenade Piano- & Orgelfabriker, waar o.a. Östlind & Almquist en ook Malmsjö (dat 75 jaar bestond) in opgingen. De individuele merken bleven echter behouden. Het bedrijf werd officieel in 1918 opgericht met als standplaats Arvika. Tijdens de crisisjaren raakten ook in Zweden veel bedrijven in moeilijkheden. De branche-organisatie Sveriges Pianoförbund zorgen voor een eerlijke verdeling van de schaarse, moeilijk verkrijgbare importgoederen. Er volgde een korte bloeiperiode tot de Tweede Wereldoorlog. Toen was er wederom een gebrek aan materialen en de vraag naar piano’s zakte in. Terwijl in de jaren ‘50 en ‘60 het bedrijven als Nordiska voor de wind ging, ging het slechter met Malmsjö.

In 1962 werd een nieuwe directeur aangesteld en werd er met behulp van een grote staatslening een nieuwe fabriek gebouwd. De fabricage in Gotenburg werd overgebracht naar Arvika. Er zou (net als Rippen in Nederland deed destijds) serieproductie plaatsvinden en er zouden plastic onderdelen gebruikt worden. Helaas mislukte deze investering. Ook ontstond er een prijzenoorlog en de pianobranche raakte in een crisis. Malmsjö ging toen in 1968 alsnog failliet. Het bedrijf werd overgenomen en er werden weer op traditionele wijze met houten onderdelen Malmsjöpiano’s gebouwd. Toch ging het niet goed met dit merk. Na diverse overnames is uiteindelijk de productie van Malmsjö in 1983 definitief tot een einde gekomen.

Heden ten dage zijn er geen Zweedse pianofabrieken meer en ook pianotechnici dreigen te verdwijnen. De kaalslag viel niet in de periode van laagconjunctuur in de pianoverkoop, maar juist in de hoogconjunctuur van de branche in de jaren ‘60 en ‘70. Wat de Zweedse pianobouwers de das om deed was de goedkope import uit Oost-Europa en de binnenlandse loonontwikkeling.

Toch is het mooi om in de handel af en toe nog een Scandinavische piano van vroeger tegen te komen. In Zweden eert men de pianobouw uit het verleden met het opgerichte Klavérens hus; zie hiervoor www.klaverenshus.se. Hier kun je ook de zogeheten Gouden vleugel van Malmsjö uit 1918 bewonderen en diverse andere antieke modellen. In 1934 had Malmsjö een vleugel gebouwd in de vorm van een banaan (nr. 4001).

tekst: H. P. Steenhuis, Piano’s en Vleugels

Overzicht