Tsarina zonder juwelen: Peter de Grote’s Jekatarina Van 5 apr 2013 tot 8 apr 2013 Een tot nog toe onbekend en vroeg schilderij van tsarina Jekatarina I, dat sedert de Tweede Wereld Oorlog in depot is geweest, wordt in ons museum voor het eerst aan het publiek getoond ter gelegenheid van de officiële opening van het Nederland-Rusland Jaar 2013 en de Peter de Grote tentoonstelling in de Hermitage Amsterdam. Peter de Grote maakt in 1712 officieel zijn huwelijk bekend met zijn minnares, de Litouwse boerendochter Marta Helena Skavronskaja. Zij zou hem na zijn dood opvolgen als Tsarina Jekatarina I. Naar aanleiding van hun huwelijk, portretteerde de Deense schilder Andreas Möller (1684-1762) Jekatarina ten behoeve van de Duitse vorstenhuizen, verwant aan Peter. Zij wordt afgebeeld zonder juwelen (zie voor de geschiedenis hiervan in het stuk hieronder). Het schilderij, dat het eerste is in Westerse stijl (voorheen werden de vorsten als ikonen geportretteerd), vindt navolging in Rusland. Het nu in ons museum geëxposeerde schilderij door een tot nog toe onbekende, waarschijnlijk Russische, portrettist toont veel verwantschap met het eerdere schilderij van Andreas Möller. Onderzoek zal in de komende maanden moeten uitwijzen wie dit zeldzame portret, mogelijk het vroegste in Rusland vervaardigde portret in Westerse stijl, van Jekatarina I heeft geschilderd tussen 1712 en haar troonsbestijging in 1724. Een avontuurlijke levensloop Jekatarina is de tweede vrouw van Peter de Grote. Zij heeft een opmerkelijke levensloop. Als katholieke wees werd zij geadopteerd door de Duitse, Lutheraanse dominee Ernst Glück (1652-1705), die in Letland grote bekendheid geniet voor de eerste vertaling van de Bijbel in het Lets. Pas 17 jaar, trouwde zij met een Zweedse dragonder in het Letse Marienburg (Alüksne), toen onder Zweeds bewind. Slechts enkele dagen na haar huwelijk in 1702, veroverden de Russische troepen van Veldmaarschalk Boris Graaf Sjeremetev (1652-1719) Mariënburg op de Zweden (Grote Noorderlijke Oorlog); de tweede man in de legerleiding was Prins Alexander Mensjikov (1673-1729), die een nauwe vriendschap met Peter de Grote onderhield. Jekatarina, eerst gevangen genomen door de Russische troepen, kwam via haar adoptie-vader, die als tolk optrad, in contact met Sjeremetev, werkte in zijn huishouding en werd mogelijk ook zijn minnares. Zo leerde zij Mensjikov kennen, met wie zij haar verdere leven een zeer nauwe band onderhield. In 1703 leerde zij via Mensjikov de tsaar kennen en werd diens maîtraisse. In 1705 ging zij over tot het Orthodoxe geloof onder de naam Jekatarina Aleksejevna; haar patroniem refereert aan Alexander Mensjikov, niet aan haar vader, de Rooms Katholieke, Litouwse boer van Poolse origine, Samuil Skavronski. Zij trouwde in het geheim met Peter de Grote in de kathedraal van St. Petersburg op 19 november 1707. Zij heeft hem 12 kinderen geschonken, waarvan slechts wie twee dochters volwassen werden. Jekatarina en Peter hadden een innige liefdesband en woonden tijdens de bouw van St.Petersburg in een eenvoudige blokhut, waar zij zelf kookte. Opmerkelijk is, dat zij ook een achtjarige Ethiopische (Eritrea) jongen adopteerden, Abram Petrovich Gannibal (1696-1781); Petrovich is het patroniem voor Peter de Grote (hoe men indertijd tegen zwarte Afrikanen aankeek kunt u ondermeer zien in de tentoonstelling ‘Swart op de Gracht‘, eveneens in ons museum). Nederlandse minnares Peter de Grote had meerdere minnaressen. Zo leefde hij, na zijn feitelijke scheiding van zijn eerste vrouw, Eudoxia Lopukhina (1669-1731; in 1696 door Peter in een klooster opgeborgen), ruim twaalf jaar samen met de Nederlandse wijnkopersdochter Anna Mons (1672-1714). Ook misdroeg hij zich tijdens zijn tweede verblijf in Amsterdam, waarbij hij logeerde in Herengracht 527, gelegen tegenover de huidige ambtswoning (schuin tegenover het Geelvinck Hinlopen Huis) en indertijd verhuurd aan de Russische koopman Dimitri Solovjov. De eigenaar van dit stadspaleis, Jacob J. Hinlopen, een neef van “onze” Sara Hinlopen, beklaagde zich er over, dat het huis danig was uitgewoond door de tsaar en zijn gevolg. In 1703 nam Jekatarina de positie van Anna Mons, als maîtresse van de tsaar, over. Opmerkelijk is, dat Anna’s broer, Willem Mons, later (1716) de secretaris van Jekatarina zou worden en mogelijk haar minnaar is geweest; Peter liet hem in 1724 onthoofden wegens misbruik van zijn positie (zijn hoofd werd op sterkwater geplaatst en is tot op de dag van vandaag bewaard gebleven); de werkelijke reden van het ongenoegen van de tsaar lag vermoedelijk op het relationele vlak. Peter, Rusland en West-Europa gered van de Ottomanen Jekatarina volgde Peter tijdens zijn veldtochten. In de zomer van 1711 trok Peter samen met Sjeremetev op tegen de troepen van de Ottomaanse Sultan Ahmed III en trachtte Moldavië te veroveren. De Russische troepen werden bij de rivier de Pruth (in het huidige Moldavië) omsingeld door de Ottomaanse troepen onder leiding van grootvizier Baltaci Mehmet Pasja (1662-1712). Jekatarina wist de grootvizier te overtuigen tot een verdrag, waarbij zij ondermeer alle verzamelde juwelen van het Russische gevolg, inclusief de hare, aan hem overdroeg. Rusland verloor daarmee belangrijke gebieden in het zuiden bij de Krim. Het Verdrag van de Pruth leidde onder verdenking van omkoping door Jekatarina, tot de val van Baltaci Mehmet Pasja. De opmars van de Ottomanen richting het noorden werd hiermee gestuit. Jekatarina wordt in de jaren daarna veelal zonder juwelen afgebeeld. Deze geschiedenis heeft er toe geleid, dat Peter enkele maanden later in maart 1712 Jekatarina officieel als zijn wettige echtgenote heeft erkend. In 1713 roept Peter een ridderorde voor vrouwen in het leven, de Heilige Catharina Orde met het motto “Voor Liefde en Vaderland”. Tsarina Jekatarina I In 1724 wordt Jekatarina door Peter gekroond en benoemd tot vorstin, nadat een verwijdering tussen beiden over de affaire met Willem Mons was bijgelegd. Na Peters dood, zorgde een coup onder leiding van Mensjikov er voor dat Jekatarina als tsarina Jekatarina I hem kon opvolgen. Mensjikov vormde echter de werkelijke macht achter haar troon. Zij liet het Ekaterinhof in Tsarskoye Selo bouwen; in het park houdt een granieten kolom de herinnering aan haar onthoofde minnar Willem Mons levend. Als tsarina is Jekatarina geliefd bij het volk: zij verlaagd de uitgaven voor het omvangrijke leger, waardoor eveneens de belastingen verlaagd kunnen worden. De in 1723 gestichte stad Jekatarinaburg (Sverdlovsk genoemd in de Sovjettijd), de vierde stad in omvang in het huidige Rusland, is naar haar vernoemd en houdt daarmee haar nagedachtenis in leven (het is wrang te weten, dat hier haar laatste regerende nazaten uit het Huis Romanov door de Bolsjewieken werden vermoord). De herinnering aan Jekatarina wordt weggepoetst Jekatarina stierf in 1727 en werd begraven in het Peter & Paul Fort in St.Petersburg. Zij is de eerste van een reeks sterke vrouwen, die Rusland in de 18e eeuw hebben geregeerd. Haar dochter zou later als Tsarina Elisabeth van 1741 tot haar dood in 1742, het Russische rijk regeren. Haar zuster Anna trouwde de Hertog van Holstein-Gotorp en hun zoon wordt in 1762 tsaar Peter III van Rusland, als opvolger van zijn tante, tsarina Elisabeth. Peter III wordt binnen enkele maanden reeds door een coup door zijn echtgenote tsarina Jekatarina II opgevolgd, die als Catharina de Grote de geschiedenis in zou gaan. Na de dood van Jekatarina werd Mensjikov, ontdaan van zijn bezittingen en titels, naar Siberië verbannen, waar hij stierf. Ook Peter en Jekatarina’s Afrikaanse adoptiekind Abram Gannibal, inmiddels opgeklommen tot generaal-majoor, werd naar Siberië verbannen, maar hij zou met Elisabeth’s regering naar St.Petersburg terugkeren; zijn achterkleinzoon was Alexander Poesjkin. In de eerste jaren na haar dood heeft de conservatieve stroming getracht de herinnering aan Jekatarina uit te wissen. Daardoor zijn in Rusland vrijwel al haar portretten verloren gegaan. De resterende vroege portretten van Jekatarina bevinden zich buiten Rusland bij Duitse vorstelijke families. Het getoonde portret is in bruikleen van een Duitse particuliere verzamelaar, een nazaat van de bekende familie Böttger, uitvinders van het Europese porselein; reeds eerder mochten wij bruiklenen uit zijn collectie tonen in onze tentoonstelling ‘Pas Op! Breekbaar!‘. Dit portret is oorspronkelijk afkomstig uit Schloss Blankenburg (Harz), waar Duitse aanverwanten van Peter de Grote, de vorstenfamilie Von Braunschweig-Wolfenbüttel, resideerden. Een tweede portret Van het portretschilderij van de hand van Andreas Möller is een kopie bekend, dat enkele jaren geleden aangekocht is door Gazprom en in Duitsland geëxposeerd wordt in het kader van de Nord Stream Pijplijn, de gasverbinding door de Baltische Zee. Bij de start van het Nord Stream Project werd het schilderij in bijzijn van de directeur van de Hermitage, dr. Michael Piotrovsky, gepresenteerd door de CEO van Gazprom aan de toenmalige Russische President Medvedev. Hiervoor werd een Russische herinneringspostzegel uitgegeven, waarop dit portret ook werd afgebeeld. De basis voor de Nederlandse deelname door Gasunie aan deze geopolitiek strategische gasleiding, is gelegd in het Geelvinck Hinlopen Huis door oud-Premier Viktor Tsjernomyrdin, tijdens een lunchbijeenkomst op initiatief van de huidige bewoner, Jurn Buisman. Lees hierover meer in Grachten Verhalen (voor € 2,= is het boekje verkrijgbaar bij de balie van het museum). De vondst van twee portretten Het eerste schilderij van Jekatarina I, dat in 1712 vervaardigd werd door Andreas Möller, is een opmerkelijk levensecht en zonder enige opsmuk. Het is tevens het eerste Westerse portret van een Russische vorstin. Andreas Möller is vooral bekend als portretschilder van vorstenhuizen, ondermeer van een bekend jeugdportret van Maria Theresia van Oostenrijk, eveneens een afstammeling uit het vorstenhuis Von Braunschweig-Wolfenbüttel. Het nu in ons museum getoonde portret is enkele jaren later geschilderd en toont haar in veel rijkere kleding. Momenteel wordt nog onderzoek gedaan naar dit schilderij, waarvan de schilder onbekend is. Beide schilderijen zijn afkomstig uit de collectie van het vorstenhuis Von Braunschweig-Wolfenbüttel in Schloss Blankenburg. De beschadigingen van het portret zijn het gevolg van de overhaaste verhuizing vanwege een ophanden zijnde uitwisseling van bezette gebiedsdelen direct na de Tweede Wereldoorlog: het aanvankelijk in het Britse bezette gebied gelegen Schloss Blankenburg (de familie had Engelse paspoorten vanwege haar familiebanden met het Engelse vorstenhuis Windsor-Hannover), kwam in de Russische sector te liggen. Enkele jaren geleden werden de opgeslagen objecten uiteindelijk geveild. Min of meer bij toeval kwamen beide schilderijen in handen van de huidige eigenaar en bruikleengever. Beide portretten van Jekatarina I waren gezamenlijk vier dagen in de Rode Kamer van Museum Geelvinck te zien ter gelegenheid van de officiële opening van het Nederland-Rusland Jaar 2013 op 8 maart j.l. Het – ernstig gehavende – portret van Jekatarina I, van de hand van een vooralsnog onbekende meester, blijft daar nog hangen t/m september. Het is een must, als u de Peter de Grote tentoonstelling in de Hermitage Amsterdam heeft gezien. Zondagmiddag 28 april 16.45 uur Graag attenderen wij u op het pianoconcert van Skrjabin – een leven in Muziek: Maurice van Schoonhoven speelt werken van Skrjabin op de Steinweg Nachf.-vleugel (1880). Dit concert wordt georganiseerd in samenwerking met het Europees Skrjabin Genootschap in het kader van het Nederland-Rusland Jaar 2013 ter gelegenheid van de 98st sterfdag van Skrjabin op 27 april 1915. Deelname € 15,= p.p. (kinderen € 10,=) ten bate van het Geelvinck Restauratiefonds. Als u vroeg komt voor het kamerconcert, is de entree voor het museum inclusief (kosteloos).