Agatha Theodora Geelvinck Gepubliceerd op: 20 februari 2012 In 1788 neemt de Pruisische koning Frederik de Grote een beslissing, die diep zal ingrijpen in het leven van Agatha Theodora Geelvinck. Op 24 januari was het de 300ste geboortedag van de Pruisische koning Frederik de Grote. 2012 staat dus ook in het teken van deze koning-filosoof, -musicus en -componist. Maar hij wordt ook als machtspoliticus herinnerd, tot ver over de grenzen van Pruisen. In 1788 riep hij zijn gezant Friedrich Wilhelm von Thulemeier uit Den Haag terug en maakte zo een einde aan de relatie tussen Friedrich en Agatha Theodora Geelvinck. Agatha Theodora (1739-1805) was de dochter van Nicolaes Geelvinck, de broer van Agatha Levina Geelvinck die van 1750 tot 1762 in het Geelvinck Hinlopen Huis woonde. Agatha Theodora en haar dochter Constantia genoten vooral bekendheid door hun affaires. De moeder van Agatha Theodora was Johanna Jacoba Graafland (1711-1740), de dochter van Anna de Haze en Gillis Graafland die in het grote huis naast het Geelvinck Hinlopen Huis, Herengracht 520, woonden. Zij zal dus als klein meisje ook haar oud-tante Sara Hinlopen goed gekend hebben. Sara stierf toen Agatha Theodora tien jaar was. Agatha Theodora trouwde in 1760 met Dirk Wolter baron van Lynden van Hoevelaken (1733-1770) en het echtpaar is in Arnhem gaan wonen. Daar werd hun dochter Francine Godardine Constantia – Stans – geboren (1761-1831). Het was een kinderrijk huwelijk met nog eens drie zusjes en vier broers. Tenminste twee van hun zoons hebben een opmerkelijke levensloop: jhr.mr. Jan Elias Nicolaas van Lynden tot Hoevelaken (1766-1841) werd in 1814 voorzitter van de nieuwe Staten Generaal en werd benoemd in de commissie die de grondwet moest wijzigen toen Nederland en (het latere) België verenigd werden. Daarna kreeg hij zowel zitting in de Raad van State en werd hij de eerste voorzitter van de Tweede Kamer. Zijn broer Jan Carel Elias van Lynden (1770-1825), – in 1818 verheven tot graaf – werd hofmaarschalk van prins Willem V in het Prinsdom Fulda toen deze in 1797 als schadeloosstelling voor het verlies van de Republiek dit prinsdom als soeverein erfprins aanvaardde. In 1814 werd Jan Carel Elias gouverneur (CdK) van Gelderland, welke functie hij tot zijn dood zou behouden. Beide broers zullen Gerrit-Willem van de Poll (1763-1836) en zijn zoon Willem Gerard (1793-1872) regelmatig zijn tegengekomen, die beide jarenlang in het Geelvinck Hinlopen Huis hebben gewoond (1800-1813). Gerrit-Willem (getrouwd met een achternicht van Agatha Theodora, Agnes Graafland) was eveneens lid van de Tweede Kamer en later de Eerste Kamer. Zijn zoon Willem Gerard was van 1814 tot 1826 secretaris in het kabinet van Koning Willem I en daarna tot in 1858 lid en later waarnemend voorzitter van de Raad van State. Affaire van freule Stans van Lynden Na de dood van haar echtgenote in 1770, verbleef het gezin regelmatig in Den Haag, waar zij een huis hadden op de Korte Voorhout. De affaire met de toen 18-jarige Stans begon in 1779. Bij zijn dagelijkse wandeling naar het Haagse Bos, liep de prins meestal langs het huis van Agatha Theodora Geelvinck, douairière baron van Lynden. Op een dag bezocht hij een toneelstuk dat bij de Van Lyndens werd opgevoerd. De 32-jarige prins moest zich daarop verantwoorden bij zijn echtgenote, prinses Wilhelmina van Pruisen, een nicht van Frederik de Grote. Hij verklaarde dat de geruchten te belachelijk waren om verder over te praten.In mei 1781 was de freule twee keer in het gezelschap van de prins in de plaatselijke uitgaansgelegenheid aanwezig. De roddels over de drinkende en slapende prins namen toe en de freule besloot drie maanden in Zeist te logeren op kasteel Rijnwijck bij Odijk. Bij haar vertrek naar Utrecht stond hij ’s ochtends vroeg bij de trekschuit.De prins verklaarde later dat hij geen zoen of een briefje van haar had gehad, met een aanwijzing waar hij haar kon bereiken. Begin augustus 1781 waren moeder en dochter weer terug in Den Haag, naar het schijnt afgehaald door moeders protegé, de Pruisische ambassadeur Friedrich Wilhelm von Thulemeier in zijn koets. De freule weigerde geschenken aan te nemen van de prins, haar aangeboden op de Haagse kermis. Toen prinses Wilhelmina naar het kuuroord Spa afreisde, vertrok ook Constantia. Ze wilde absoluut niet alleen met de prins worden gezien. Aan het eind van de maand verklaarde de prins dat hij niet verliefd was, haar zelfs niet mooi, eerder lelijk vond. In september werd het smaadschrift ‘Aan het Volk van Nederland’ verspreid. Ook de affaire met de Gelderse freule werd daarin aan de orde gesteld. Er werd gesuggereerd dat de freule mogelijk op de hoogte was van staatsgeheimen. Zij had zich uitgelaten over de status van het eiland Sint Eustatius dat in 1781 door de Engelsen werd bezet. Opmerkelijk is, dat de overigens bijzonder staatsgezinde en later patriottische en aan Napoleon ‘angehauchte’ familie Geelvinck via de kant van Agatha Theodora in de Oost-Nederlandse adel huwt en zich juist sterk inzet voor de zaak van de Oranjes. Agatha heeft tenslotte Nederland verlaten en heeft haar domicilie gezocht in Hessen-Kassel, waar zij in 1805 in Hanau is overleden.