Einde Jaar van de Buitenplaats: nieuw begin

Gepubliceerd op: 14 december 2012
Het Jaar van de Historische Buitenplaats loopt ten einde. Op 30 november vond op Kasteel Geldrop een spectaculaire afsluitingsmanifestatie plaats, waar de initiatiefnemer van dit jaar, René Dessing, de uitgave ‘Toekomst voor de Buitenplaats’ ten doop hield. Nu staat 400 Jaar Grachtengordel voor de deur: nieuw licht op de buitenplaats vanuit de gracht bezien; families met een stadshuis aan de gracht bezaten immers ook een buitenplaats.
 
Bij het overhandigen van het boek ‘Toekomst voor de Historische Buitenplaats’ aan de Commisaris van de Koningin voor Noord Brabant, dhr van de Donk, sprak René Dessing een afrondende toespraak uit: 
 

Geachte Commissaris van de Koningin, meneer Van de Donk

Geachte gedeputeerde van de Provincie Noord-Brabant, mevrouw Van Haaften,

Geachte bestuurders en vertegenwoordigers van landelijke, regionale en lokale overheden uit heel Nederland

Geachte buitenplaatsbetrokkenen,

Geachte medebestuursleden van de Stichting, vrijwilligers en buitenplaatsvrienden,

Welkom op de sluitingsbijeenkomst van het Themajaar voor de historische buitenplaatsen. Wij zijn blij met uw aanwezigheid. Ook is ons bestuur verheugd dat de provincie Noord-Brabant het besluit nam om deze middag samen met ons te willen organiseren. Mede dankzij u en de enthousiaste steun van het organiserend team van Erfgoed Brabant, is dit interessante  programma tot stand gekomen. Wat vanmiddag betreft geldt ook een woord van dank voor de bijdrage van de studenten die, in het kader van de productie Het kasteel der Zintuigen, meewerkten aan de realisatie van de fraaie beeldreportages die u eerder zag en die u binnenkort toegezonden krijgt. Hierbij leverden Theatercollectief EELT samen met de studenten Minor Kunst, Cultuur en Onderzoek van de Fontys Hogeschool voor de Kunsten in Tilburg en de studenten AV-productie/Filmmaker van het Koning Willem 1 College in Den Bosch een bijzondere bijdrage. Zij lieten u Kasteel Geldrop in andere dimensies zien.

Dankbaar zijn wij ook voor de constructieve samenwerking die wij dit jaar beleefden met de provincies Utrecht, Gelderland en Noord-Holland. Met hen organiseerden wij respectievelijk de openingsbijeenkomst, een symposium en de conferentie buitenplaatsen en het Nederlands landschap. Mede door de provinciale betrokkenheid bij de historische buitenplaatsen, is 2012 uitgegroeid tot een landelijk succes.

Dat de provincies in oude buitenplaatsen waardevol erfgoed zien, bewijst ook de bereidheid van de Commissarissen van de Koningin om ons initiatief gezamenlijk als Comité van Aanbeveling te ondersteunen. Naar ik heb begrepen was uw gezamenlijk optreden een novum! Uw betrokkenheid verleende het themajaar een vliegende start en wekte vertrouwen bij vele initiatiefnemers van activiteiten die de buitenplaats centraal stelden. Ik dank u hiervoor hartelijk.

Dank ook voor de financiële ondersteuning van ondermeer Het Nationaal Groenfonds, Het Nationaal Restauratie Fonds en het Prins Bernhard Cultuurfonds. Ook Monumentenverzekeraar Donatus en ING Bank steunden ons als sponsoren. Ook mede dankzij de hier niet genoemde weldoeners, zijn alle activiteiten die wij ons bij aanvang van het themajaar ten doel hebben gesteld, succesvol gerealiseerd. Wij organiseerden dit jaar:  

–       op Kasteel Amerongen onze openingsbijeenkomst en diezelfde dag nog een avondontvangst op De Vanenburg te Putten,

–       een symposium op Middachten,

–       meerdere ronde tafelconferenties waarvoor gastvrijheid werd verleend op het Popta Slot, Kasteel Groeneveld, Beeckestijn, Kasteel Heeswijk, De Vanenburg, Paleis Het Loo en Huize Hoevelaken.

–       Ook konden wij architectuurhistoricus Marina Laméris de opdracht geven om een boek te schrijven over de rol die historische buitenplaatsen hebben gespeeld in de ontwikkeling van het Nederlands cultuurlandschap. Voor deze uitgave ontvingen wij een donatie van het Fonds Sluyterman van Loo en een subsidie van de programmadirectie Mooi Nederland, dat een initiatief was van het toenmalige Ministerie van VROM.

–       Ook maakten Wim Dröge en Hans Bouhuijs voor onze Stichting de inmiddels veel bekeken documentaire Levende Buitenplaatsen en

–       maakte documentairemaker Willem Sluyterman van Loo een samenvattende filmische bijdrage voor deze middag.    

De wijze waarop onze stichting het themajaar heeft opgezet en uitgevoerd is, naar mijn idee, vernieuwend en, passend in deze tijd, gestoeld op een zekere mate van cultureel ondernemerschap. Op de subsidie van VROM na, hebben wij de landelijke overheid geen financiële ondersteuning gevraagd. Voor veel bijeenkomsten deelden wij de organisatie, het gastheerschap en de financiële onderbouwing met de eerder genoemde partners. Deze samenwerkingsvorm verliep zonder uitzondering uitstekend.  

Een groot woord van dank geldt onze kleine maar actieve groep van vrijwilligers.

–       Helene Blaak,

–       De vandaag jarige Jan Holwerda,

–       Juliette Jonker-Duynstee,

–       Alexander en Hanneke Versluis-Olling,

–       Linda Driessen-van der Male,

–       Danielle Ashton-Buwalda,

–       Rita Bakker,

–       Sander Klint,

–       Inge Nederpelt

–       Lianne Asschert,

–       Serge Calon en

–       Vincent van de Kerk

leverden op basis van een grote inzet en diverse professionele kwaliteiten een waardevolle en belangeloze bijdrage aan dit Themajaar. Zonder jullie geweldige hulp was dit jaar nooit zo goed verlopen. Voorts steunden Tagnet Automatisering en In Petto Grafische Vormgeving ons initiatief op uitzonderlijke wijze en door HO Maatwerk werden onze bestuursvergaderingen op vrijwillige basis professioneel genotuleerd. Verder bedank ik onze Raad van Advies, de leden van de werkgroep Themajaar 2012 en allen die buiten onze stichting om in het kader van dit jaar relevante initiatieven hebben ontplooid.  

Natuurlijk is de samenstelling en inzet van ons bestuur een andere succesformule. Marleen Barth, Herma de Heer, Jeanine Perryck, Jan Groeneveld, Soren Movig en Paul Schnabel droegen ieder op eigen bestuurlijke wijze bij aan een goed themajaar. Mag ik jullie hiervoor hartelijk danken.

Dames en heren, ons Themajaar werd door de pers van meet af aan goed opgepikt. Elsevier beet hierbij half januari 2012 het spits af met de special Buitenplaatsen. Los hiervan profiteerde ons initiatief ook van de intensieve marketing rond deze uitgave. In dit jaar verschenen talrijke themanummers over Buitenplaatsen, waarbij de redacties van het buitenplaatsenblad Arcadië en een uitgave over Friese Staten en Stinzen er vroeg bij waren. De historische vereniging Achterhoek & Liemers liet onlangs nog een themanummer verschijnen. De relatieve onbekendheid van buitenplaatsen, de fantasieprikkelende geschiedenis, de aantrekkelijke architectuur en hun bewoners maakten dat er in 2012 op grote schaal over dit erfgoed is bericht. Op radio en televisie en in geschreven of digitale vorm zijn buitenplaatsen ruimschoots aan bod gekomen. Een hoogtepunt waren de fraaie opnames voor het jeugdprogramma Klokhuis. In onze communicatie benadrukten wij bewust het culturele karakter van dit erfgoed. Wij hoopten hiermee zoveel mogelijk objectieve ondersteuning te verwerven. Deze aanvliegroute zorgde ervoor dat de berichtgeving over buitenplaatsen vrijwel altijd positief, ondersteunend en gericht was op zinnige uitleg, begrip en waardering. Dit is zondermeer een opmerkelijk resultaat! Zelf spande de stichting zich in om eens in de drie weken een digitale nieuwsbrief te verzenden. Ook onze veelgeprezen website werd intensief bezocht. Dit kwam niet in de laatste plaats door de bruikbare landelijke activiteitenkalender en het praktische geografische overzicht van alle oude buitenplaatsen. Het is fijn u te kunnen melden dat wij hebben besloten om deze nieuwsbrieven ook in 2013 nog enige tijd te zullen verzenden.   

Maar er waren andere bijzondere gebeurtenissen. Post NL maakte dit jaar de uitgifte bekend van twee series postzegels  met buitenplaatsen. Een serie telt zelfs vijftig verschillende postzegels en wordt inmiddels door duizenden filatelisten verzameld. Bovendien heeft Post NL plannen voor de uitgave van nog een serie die dit onderwerp raakt. Overal in ons land werden goedbezochte museale exposities georganiseerd over buitenplaatsen. Onlangs nog opende het Glasmuseum Leerdam een expositie over met buitenplaatsen gegraveerd glas. Belangrijk was de steun van Stichting Open Monumentendag. Zij koos na overleg met ons dit jaar voor het thema Groen van Toen. Ruim 150 buitenplaatsen openden hiervoor hun poorten en deuren. In dit kader vermeld ik hier ook dankbaar de steun van talloze historische verenigingen. Door excursies, lezingen en andere activiteiten zijn de buitenplaatsen bij grote groepen Nederlanders meer en beter bekend geworden. Het 100-jarig jubileum van de historische vereniging Niftarlake, vormde zelfs een van de redenen waarom wij voor het jaar 2012 hebben gekozen. In de gemeente Stichtse Vecht, waar Niftarlake is gevestigd, maar ook in andere gemeentes zoals ’s-Graveland, Heemstede en Utrechtse Heuvelrug  werden activiteiten rond buitenplaatsen gestimuleerd.

Overal spraken wij op bijeenkomsten met betrokkenen over het behoud en beheer van buitenplaatsen. Al die gesprekken hebben geleid tot de uitgave Toekomst voor de historische buitenplaats. Hierin zijn onze bevindingen, aanbevelingen en adviezen voor het toekomstige behoud van de historische buitenplaatsen vastgelegd. Over deze aanbevelingen volgt later meer. U krijgt onze uitgave na afloop van deze middag mee  zodat u een en ander kunt doorlezen. Ik verzoek alle vertegenwoordigers van gemeentes en landelijke overheid, waarbij ik uitdrukkelijk ook de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed noem, om de aanbevelingen te willen bestuderen en daarna uw reacties en meningen met ons te willen delen. Dit verzoek geldt natuurlijk ook voor allen die als particulier eigenaar, als bewoner of als vertegenwoordiger van beherende organisaties aanwezig zijn. Het is belangrijk dat de uitkomsten worden gedeeld en ondersteund door allen die buitenplaatsen een warm hart toedragen.         

Bij de oprichting stelde onze stichting zich twee missies ten doel. De eerste is om meer mensen bekend te maken met de  historische buitenplaatsen, in de hoop het maatschappelijk draagvlak voor deze objecten te vergroten. Ik geloof dat deze doelstelling ruimschoots is gehaald. Wel is het zaak om deze publieke aandacht in de toekomst vast te houden. Tijdens de vele lezingen die ik dit jaar heb gegeven, uitte ik telkens mijn zorg dat het gezegde: onbekend maakt onbemind voor de buitenplaatsen kan uitkomen. Dit jaar zijn de buitenplaatsen in het algemeen bekender geworden en er zal hier en daar meer draagkracht en betrokkenheid zijn ontstaan, maar daarmee zijn we er nog lang niet. Het is zinvol dat er in de toekomst voor de buitenplaatsen een landelijke opererende organisatie komt. Een van haar taken zou moeten zijn om het brede publiek door middel van lezingen, excursies en andere vormen van educatie meer te informeren over historische buitenplaatsen, kastelen en landgoederen. Een dergelijk verband van geïnteresseerden kan ook leiden tot nieuwe vrijwilligers of tot steun in de vorm van  legaten en schenkingen. Immers, als men koestert, wil men behouden! Telkens in dit jaar werd The National Trust als lichtend voorbeeld genoemd en onlangs merkte ik in Duitsland dat men dit ook daar doet. Die wat jaloerse blik naar de succesvolle Trust is op zichzelf begrijpelijk maar om redenen irreëel. Ik denk dat het tijd wordt dat wij stoppen ons blind te staren op dit Engelse verband. Wij kunnen van hen leren om daarna zelf op onderzoek gaan naar haalbare samenwerkingsvormen tussen betrokken partijen. Voor mij zijn onze buitenplaatsen net zo interessant als de Engelse landhuizen. Tegelijk zouden wij ons meer moeten inspannen om cultureel ondernemerschap en cultuurtoerisme te stimuleren op kastelen, buitenplaatsen en landgoederen waar dit mogelijk of gewenst is. Dit was ook een van de uitkomsten van de conferentie Buitenplaatsen en cultuurtoerisme, die wij samen met het Nederlands Bureau voor Toerisme en Congressen organiseerden. Voorts is het zinvol dat dit erfgoed voor een breed publiek op internet beter zichtbaar wordt gemaakt. De buitenlandse cultuurtoerist weet nauwelijks wat wij op dit gebied te bieden hebben. Om goed te kunnen opereren is het noodzakelijk dat er meer en beter wordt geïnventariseerd wat de diverse buitenplaatsen te bieden hebben. Welke buitenplaatsen hebben fraaie tuinen, parken of toegankelijke bossen en wanneer zijn deze te bezoeken? Waar kan men vergaderen, eten of overnachten? Vergaande onderlinge samenwerking zal voor iedere ondernemende buitenplaats gunstige gevolgen kunnen hebben.    

Ons tweede doel was om een constructieve bijdrage te leveren aan het vaak moeizame instandhoudingsproces van zowel particuliere als institutioneel beherende buitenplaatseigenaren. In het algemeen lijkt er in 2012 voor de complexe beheer- en instandhoudingsproblematiek meer begrip te zijn ontstaan. Met andere woorden; men is bereid de buitenplaatsen niet louter te zien als het plezier of de zorg van hoegenaamd gefortuneerde grootgrondbezitters. Klaagde men op de buitenplaats eerder dat lokale overheden weinig begrip toonden voor hun zorgen, mede door het Themajaar is die houding aan het veranderen. Het komt mij zelfs voor dat meer gemeenten nu in toenemende mate trots lijken te zijn op de aanwezigheid van een of meer historische buitenplaatsen binnen de grenzen en dat de verhoudingen aanmerkelijk verbeterd zijn.

In de eerder genoemde uitgave Toekomst voor de buitenplaats hebben wij in vier thema’s zeventien aanbevelingen verwerkt. Het zijn de vruchten van al onze conferenties, vergaderingen en discussies. De vier thema’s zijn;

–       Samenwerking en draagvlak

–       Kennis en energie

–       Financiën, Wet- en regelgeving en

–       De buitenplaats als product

Zondermeer is onze belangrijkste aanbeveling om op basis van verkenning en onderzoek te komen tot nieuwe vormen van onderlinge samenwerking. Voor de rood/groenhistorische wereld is dit essentieel. Eigendomsverhoudingen zijn hierbij niet onbelangrijk maar het is de vraag of ze hierbij leidend moeten zijn. Onlangs vond het eerste Nationale Monumentencongres plaats. Het dagthema was Het verzilveren van identiteit waarbij veel werd gesproken over de manier waarop ons monumentaal erfgoed voor de toekomst moet worden bewaard. Een spreker was Friso de Zeeuw, praktijkhoogleraar Gebiedsontwikkeling aan de TU Delft. In zijn lezing benadrukte hij de versnipperde monumentensector. Hierbij merkte hij zuurgeestig op dat er in ons land voor haast ieder zoogdier wel een eigen vereniging bestaat. Dit komt helaas ook voor in de nogal naar binnen gekeerde rood/groenhistorische wereld, waar haast ieder onderdeel wel een eigen club kent. Ik denk dat het tijd is om te gaan onderzoeken wie binnen al deze organisaties bereid zijn om de krachten te bundelen in het belang van behoud en beheer. Zodoende kan een landelijk initiatief ontstaan, dat zich ten doel stelt de belangen van kastelen, buitenplaatsen en landgoederen in gezamenlijkheid te verdedigen, de kennis over dit erfgoed te vergroten en in het algemeen meer mensen te gaan verleiden om zich aan hun behoud te willen verbinden. Wellicht dat de positieve energie die van het themajaar is uitgegaan, hierbij kan helpen.

Alhoewel de historische buitenplaatsen lokaal, regionaal en provinciaal redelijk worden gekend, bestaat er geen landelijk punt waar hun gezamenlijke belangen worden gediend. Particuliere eigenaren en institutioneel beherende organisaties zouden samen een platform moeten oprichten waar raad gevraagd, kennis gedeeld, netwerken worden benut en de belangen van dit cultureel erfgoed worden behartigd. Hiermee komt tevens een coördinerend punt en vraagbaak beschikbaar voor de provincies. Nu immers regelt iedere provincie op eigen wijze de zorg voor buitenplaats en landgoed. Dat nu een centraal punt ontbreekt, bewijzen ook de door ons geregeld ontvangen mails over dreigend verval of zelfs sloop van buitenplaatsen in Nederlandse gemeentes. Nu de Nederlandse Kastelen Stichting zich op haar toekomst beraad en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed een karig bemenste afdeling buitenplaatsen heeft, bestaat er voor deze zorgen geen landelijk loket meer.   

In onze aanbevelingen pleiten wij er ook voor om tot betere begripsdefiniëringen te komen. De ontstaansgeschiedenis van buitenplaatsen is divers en regionaal bepaald. Meer onderzoek naar het ontstaan en de ontwikkeling van buitenplaatsen, kastelen en landgoederen is wenselijk. In oorsprong zijn zij nauw met elkaar verbonden en zij hebben overeenkomende  beheer- en behoudsproblemen. In dit kader wijs ik ook op de duizenden verdwenen buitenplaatsen, die een belangrijke bijdrage leverden aan de wording van ons cultuurlandschap. De benoeming van Yme Kuiper tot buitengewoon hoogleraar buitenplaatsen en landgoederen aan de Rijksuniversiteit Groningen is een andere goede gebeurtenis in dit themajaar. Buitenplaatsen, landgoederen en kastelen zijn facetrijke entiteiten, waarvoor meer interdisciplinair onderzoek vereist is. Dit wordt ook nagestreefd door het Kenniscentrum Landschap waarbinnen Yme Kuiper doceert.  

Als kunsthistoricus zie ik het als mijn professionele taak om met anderen te delen van hetgeen mij in cultureel opzicht beweegt. Ik ervaar in monumenten geen last maar een lust die mij verrijkt en die ik waardevol voor onze samenleving acht. Als bewoner van het uit 1632 daterende Huis te Manpad ervaar ik dagelijks hoe bijzonder en uniek een buitenplaats is. Dit bevoorrechte genoegen voedt de motor die mij de energie gaf in dit themajaar. Op Het Manpad voel ik mij ook verbonden met Amsterdam. Deze stad gaf ooit de impuls aan de aanleg van vele buitenplaatsen. Toen bezat de stad een natuurlijke band met het omringende land. Zo bekeken kan het komende jubileum van de Amsterdamse grachtengordel eigenlijk niet gevierd worden zonder hierbij de Randstedelijke buitenplaatsen te betrekken. Gefortuneerde stedelingen hadden vaak de zorg voor twee huizen: de stadswoning en de buitenplaats. Afhankelijk van het seizoen verbleef men afwisselend lange tijd in een van de twee huizen. Buitenplaatsen die dat willen, zouden zich moeten inspannen om deze verloren gegane band met de stad te herstellen. Het Regionaal Economisch Overleg Zuid-Kennemerland doet hiertoe een voorzet door te onderzoeken welke buitenplaatsen mee willen doen aan een jaarlijks terugkerend evenement, waarbij ook de verbintenis tussen stad en land centraal staat.

Dames en heren, ik realiseer mij dat noch mijn voordracht noch onze aanbevelingen uitputtend zijn. Er is nog meer te bedenken dat de instandhouding voor rood/groen historisch erfgoed ten goede komt. Graag nodig ik u uit om met ons mee te denken hoe wij de kwetsbare huizen en tuinen een behouden toekomst kunnen geven. Dit themajaar was succesvol omdat wij deze zorgen, verlangens en doelen wisten te delen met partijen die hierbij belang hebben en ons hierbij wilden en konden helpen. Dit moet ook in de toekomst mogelijk zijn.

Dank voor uw betrokkenheid en voor alles wat dit jaar voor de buitenplaatsen is gerealiseerd.  Als u strak naar huis gaat, wacht u nog een tas vol bijzondere buitenplaatsengenoegens. Ze worden u van harte cadeau gedaan.   

Voor ik nu onze aanbevelingen ga overhandigen aan de Commissaris van de Koningin in Noord-Brabant, verzoek ik u, meneer Van de Donk, om deze ter bestudering en bespreking voor te willen leggen aan de medewerkers van uw eigen provincie en via uw collega Commissarissen aan die van de andere provincies. Van harte hoop ik dat onze aanbevelingen op belangstelling en instemming van alle provincies mogen rekenen en zullen leiden tot interprovinciaal overleg en besluitvorming.   

Mag ik u nu verzoeken naar voren te komen om onze uitgave in ontvangst te willen nemen.  

 

Toekomst voor de Historische Buitenplaats’ is een uitgave van 

© Stichting Themajaar Historische Buitenplaatsen 2012 Herenweg 9, 2105 MB Heemstede,  info@buitenplaatsen2012.nl

 

Meer informatie op de website: www.buitenplaatsen2012.nl

 

Overzicht