Uitgelicht: Kaatsbal in zilveren etui Gepubliceerd op: 17 januari 2015 In ‘Pret op Stand – Vertier van Toen’ ligt een uitgeklapt etui van zilver, met daarin een kaatsbal, als ware het een kostbaar kleinood; met bijschrift: ‘Bij het kaatsen gewonnen door Tjeerd Pollema van Arum in 1820’. Kaatsen was een heel populair vermaak, waar tot op vandaag nog in Friesland kampioenschappen voor worden georganiseerd. De regentenfamilie Spiegel liet rond 1557 de Groote en de Cleyne Caetsbaan aanleggen, waar nu de Spuistraat loopt. Kaatsen een populaire sport Kaatsen was hier te lande erg populair. Er werd gekaatst op pleinen en straten, maar ook op speciaal daarvoor aangelegde kaatsbanen. In verschillende steden (zoals Harderwijk) kunnen we nog overblijfselen van die kaatsbanen vinden. Een kleine harde bal werd met de blote hand opgeslagen, waarbij de bal ook via schuine daken en muren mocht rollen. Eenmaal op de grond mocht de bal maar één keer stuiteren. In Amsterdam waren er tientallen kaatsbanen binnen en buiten de stadsmuren, vaak bij een kroeg of herberg. De regentenfamilie Spiegel bezat twee kaatsbanen aan de Nieuwezijds Achterburgwal, nu de Spuistraat. Aan de westzijde lag bij het tweede huis ten noorden van de Vliegende steeg de omstreeks 1557 gebouwde Groote Caetsbaen, van 37 voet breed en 90 voet lang. De kaatsballenmaker Claes Willemsz. woonde in het huis erachter. Aan de overkant van de gracht, tussen de Wijdesteeg en het Keizerrijk lag De Cleyne Caetsbaen. Ook bij de Regulierspoort, tegenwoordig de Munt, aan het eind van de Kalverstraat bij de schapen- en kalverenmarkt was een kaatsbaan. Deze overdekte kaatsbaan had ook een uitgang op het Singel. In de 17e en 18e eeuw werd er door de overheid en kerkelijke synodes opgetreden tegen het kaatsen. Op 20 juli 1667 besloten de Staten van Friesland het kaatsen op zondag te verbieden. Op een overtreding stond een boete van twaalf carolusgulden, meer dan duizend euro. Tegenwoordig is kaatsen een wedstrijdsport die voornamelijk in Friesland wordt gespeeld. Het spel wordt gespeeld door twee partijen van elk drie spelers. De bal wordt opgeslagen met de vlakke hand en de twee andere spelers moeten verhinderen dat de bal in hun gebied komt. In 1852 besloten vijf notabelen uit Franeker kaatswedstrijden uit te schrijven. Er werden 24 goede kaatsers uitgenodigd en de wedstrijden waren heel succesvol. Dit was de eerste keer dat een kaatswedstrijd niet meer door een herbergier werd georganiseerd, en dat een drinkgelag na afloop geen onderdeel meer was van de pret. Het initiatief uit Franeker leidde tot het oprichten van de permanente commissie, de P.C. die ook nu nog elk jaar de wedstrijden in Franeker organiseert, en in 1897 werd de Koninklijke Kaatsbond opgericht. In Friesland was het gebruikelijk dat er luxe zilveren voorwerpen konden worden gewonnen. Heel gebruikelijk was om naar aanleiding van bijzondere gebeurtenissen, een lofdicht te laten schrijven, zoals bij de ingebruikneming van een nieuwe kaatsbaan, bij de beurs. In het midden van de 17de eeuw stond Jan Vos (1610- 1667) dichter en tevens hoofd van de schouwburg aan de Keizersgracht (waar nu Hotel Dillon’s zich bevindt) vooral bekend als schrijver van lofdichten, zoals onderstaand gedicht: Kaatsbaan van Fortuin. Gedicht van Jan Vos: Kaatsbaan van Fortuin. De Beurs is ’t kaatsperk van het weiffelendt Geval. De koopman strekt haar, in het kaatsen, tot een bal: Nu zal de bal te kort, dan weeder over vallen. De koopmanschappen zijn bedriegelijke ballen. .